Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Handhaving, Opsporingsbevoegdheden Wet op de economische delicten

Met betrekking tot overtredingen die strafbaar zijn gesteld in de Wet op de economische delicten (WED), hebben opsporingsambtenaren de hieronder genoemde bevoegdheden.

Betreden van plaatsen
De opsporingsambtenaar heeft toegang tot elke plaats. Daarbij kan hij meet- en monsternemingsapparatuur meenemen en gebruiken. Voor het betreden van woningen moet de opsporingsambtenaar de Algemene wet op het binnentreden in acht nemen. Dat betekent dat het binnentreden van een woning zonder toestemming van de bewoner alleen is toegestaan met een machtiging van ten minste een hulpofficier van justitie.

Inzage in zakelijke gegevens en bescheiden
De opsporingsambtenaar is bevoegd inzage te vorderen in zakelijke gegevens en bescheiden en daarvan kopieën maken. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan gebeuren, is hij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hem af te geven schriftelijk bewijs.

Onderzoek en monsterneming
De opsporingsambtenaar mag zaken onderzoeken, aan opneming onderwerpen en daarvan monsters nemen. Hij is bevoegd daartoe verpakkingen te openen. Op verzoek van de belanghebbende neemt hij een tweede monster, tenzij dat niet mogelijk is. Indien het onderzoek, de opneming of de monsterneming niet ter plaatse kan geschieden, kan hij de zaken voor dat doel voor korte tijd meenemen tegen een door hem af te geven schriftelijk bewijs. Voor zover dat mogelijk is geeft hij de genomen monsters terug. Als de belanghebbende daarom verzoekt stelt de opsporingsambtenaar hem zo spoedig mogelijk in kennis van de resultaten van het onderzoek. Het spreekt voor zich dat bij monsterneming zorgvuldig moet worden gehandeld. [Handhaving, Bewijs verzamelen opsporingsonderzoek]

Onderzoek vervoermiddelen
De opsporingsambtenaar is bevoegd vervoermiddelen te onderzoeken. Van de bestuurder kan hij vorderen dat deze zijn vervoermiddel stilhoudt en naar een aan te wijzen plaats overbrengt. Tevens kan hij van de bestuurder inzage vorderen in de wettelijk voorgeschreven bescheiden. Als een strafbaar feit is vastgesteld komen de kosten van overbrenging ten laste van de betrokkene.

Inbeslagneming
De opsporingsambtenaar kan daarvoor vatbare voorwerpen in beslag nemen. Hij kan daartoe hun uitlevering vorderen. Welke voorwerpen vatbaar zijn voor inbeslagname wordt uitgelegd bij de bevoegdheden van het Wetboek van Strafvordering [Handhaving, Opsporingsbevoegdheden Wetboek van strafvordering].

Positie betrokkene
Een ieder is verplicht aan een opsporingsambtenaar binnen de door hem gestelde redelijke termijn, alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening zijn bevoegdheden. Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding (artsen, advocaten etc.), kunnen het verlenen van medewerking weigeren voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit. Opsporingsambtenaren zijn bevoegd op kosten van de overtreder door feitelijk handelen op te treden tegen hetgeen in strijd met deze verplichting is of wordt gedaan. Het opzettelijk niet meewerken (geen gevolg geven aan een vordering van een opsporingsambtenaar) is bovendien een strafbaar feit.

Bij de verschillende opsporingsbevoegdheden is telkens aangegeven dat de opsporingsambtenaar daar alleen gebruik van mag maken voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is. Een zelfde formulering is opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht [Handhaving, Toezichtbevoegdheden]. De opsporingsambtenaar moet bovendien ter opsporing van een concreet economisch delict bezig zijn. Daarbij moet er sprake zijn van een aanwijzing dat een economisch delict is gepleegd of wordt begaan.

Toelichting
Uit de jurisprudentie volgt dat als er aanwijzingen zijn, dat een economisch voorschrift niet is nageleefd, het belang van de opsporing met zich meebrengt dat wordt nagegaan waar zich in concreto een overtreding voordoet (HR 9 maart 1993, NJ1993/633). Daarbij volstaat een abstracte aanwijzing waaraan geen al te hoge eisen worden gesteld. Voor het gebruik maken van de WED-bevoegdheden zou het dus wel eens voldoende kunnen zijn dat uit ervaring bekend is dat bij bodemsaneringen nogal eens de regels worden overtreden. Vaak zal er een veel concretere aanwijzing zijn, bijvoorbeeld als een bedrijf is aangeschreven door het bevoegde gezag.