Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Onttrekken grondwater, in stand houden systeem en monitoring

Na het installeren van het systeem voor de sanering van het grondwater moet er veelal gedurende langere tijd water onttrokken worden om aan de saneringsdoelstelling te voldoen. In deze (langdurige) fase dient ervoor gezorgd te worden dat de reiniging/isolatie volgens plan verloopt en dat er geen onverwachte schade voor de omgeving ontstaat.

Tijdens het in stand houden zijn voor de monitoring de saneringsdoelstelling en het principe van de sanering van belang. Afhankelijk van de duur van de sanering kunnen ook (veranderingen) in het beleid een rol gaan spelen. Tevens dienen lokale ontwikkelingen welke van invloed zijn op de sanering bekend te zijn. Voorbeelden van mogelijke lokale ontwikkelingen zijn:

  • grondwateronttrekking (nieuwe bemaling ten behoeve van ontgraving, wijziging bestaande onttrekking, onttrekking ten behoeve van andere bodemsanering op een nabij gelegen locatie);
  • wijziging in oppervlaktewaterbeheer (aanpassing stuwpeilen, aanpassing polderpeilen);
  • aanbrengen of verwijderen van waterkerende constructies op of nabij de locatie.

In het kader van de monitoring wordt aandacht gegeven aan de volgende aspecten:

  • concentraties van contaminanten:
    • in het opgepompte water, eventueel per put
    • in het af te voeren water, eventueel na zuivering
    • in monitoringfilters op de streefwaardecontour;
  • stijghoogte (gradiënten) over de randen van het verontreinigde gebied, zowel in horizontale als in verticale richting;
  • onttrokken hoeveelheden water, per onttrekkingsmiddel per tijdseenheid en cumulatief;
  • geïnfiltreerde hoeveelheden, per infiltratiemiddel per tijdseenheid en cumulatief;
  • zetting van bebouwing of het maaiveld, een aantal vaste punten. De meetfrequentie neemt af naarmate de maatregel langer in bedrijf is. In het begin betreft dit vaak een dagelijkse tot maandelijkse meting, welke frequentie afneemt naar bijvoorbeeld per kwartaal tot jaarlijks meten;
  • grondwaterstijging aan het einde van de sanering.

Zonodig leiden de bevindingen tijdens de monitoring tot het uitvoeren van corrigerende maatregelen, zoals bijvoorbeeld het bijstellen van het onttrekkingsregime.

Indien uit de monitoring blijkt dat de saneringsdoelstelling wordt bereikt vindt een zogenaamde 'eindtoets' plaats.

De eindtoets bestaat minimaal uit het twee maal bepalen van de bodemkwaliteit van het gesaneerde gebied. De eerste opname heeft plaats direct voor het stoppen van de onttrekking. Een tweede opname, geruime tijd na het stoppen van het systeem, dient te worden uitgevoerd om een eventuele nalevering van verontreiniging te bepalen. Monstername van alle filters en selectieve analyse van deze monsters geeft een duidelijk beeld. De monsters van de haard van de verontreiniging dienen geanalyseerd te worden op alle in de verontreiniging geconstateerde componenten. Voor de monsters van buiten het brongebied kan volstaan worden met alleen de mobiele componenten. Wanneer er sprake kan zijn van minder intensief doorstroomde of stagnante zones waarin geen filters zijn afgesteld of waar filters verloren zijn gegaan, is het wenselijk deze gebieden als onderdeel van de eindtoets via aanvullend veldwerk alsnog te onderzoeken.