Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Transport en overslag, Veiligheid

Het risico voor een eventuele calamiteit wordt bepaald door de kans op en de omvang van een calamiteit. Over het algemeen is de kans op een calamiteit het grootst bij wegtransport en het laagst bij railtransport. De omvang van een calamiteit is echter bij wegtransport het kleinst en aanzienlijk groter bij rail- of watertransport. In 1983 (zie literatuurverwijzing 8) is voor diverse transportsystemen de verwachtingswaarde ingeschat van de hoeveelheid door ongevallen verspreide bodembedreigende stoffen per getransporteerde ton.kilometer. Hiervoor werd voor wegvervoer, railvervoer en vervoer via pijpleidingen resp. ingeschat: 0,7; 0,8 en 1,1.10 -9 ton/(ton.km.jaar). Het risico op de verspreiding van bodembedreigende stoffen door ongevallen met het transport ligt voor wegtransport en railtransport in dezelfde orde van grootte. Over het algemeen kan gesteld worden dat het aantal schakels (overslag) de kans op calamiteiten vergroot.
De omvang van de calamiteit hangt ook af van de aard van de betrokken stoffen en de plaats van de calamiteit (binnen of buiten de bebouwde kom, geohydrologische condities van de ondergrond en de milieukwaliteit van het gebied). Door passende veiligheidsmaatregelen kan de kans op calamiteiten en omvang van de calamiteiten beperkt worden.
De ARBO-wetgeving beschrijft middels Arbo-informatiebladen (zie literatuurverwijzing 9) een aantal maatregelen die genomen dienen te worden bij het werken met verontreinigde grond. Veelal zal dit bestaan uit was-kleedruimtes, overdrukcabines, beschermende kleding en adembeschermingsapparatuur, keuring en instructies van bemanning e.d.