Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Gebruiken bodemkwaliteitskaart

De bodemkwaliteitskaart bestaat volgens de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten uit de volgende 3 hoofdkaarten:

  • een kaart met uitgesloten (verdachte) locaties en deelgebieden;
  • de ontgravingskaart;
  • de toepassingskaart.

De ontgravingskaart geeft op basis van een eenvoudige kleurcodering aan welke milieuhygiënische kwaliteit de huidige vaste bodem binnen de verschillende zones heeft.

De toepassingskaart geeft aan welke kwaliteitsklasse grond in de verschillende zones mag worden toegepast.

Veelal is bij deze kaarten onderscheid gemaakt in de bodemlagen 0-0,5 m-mv en 0,5-2,0 m-mv en in een enkel geval zijn ook kaarten beschikbaar voor diepere bodemlagen.

Deze kaarten zelf geven geen informatie op basis van welke stof of stoffen de bodemkwaliteit in de betreffende klasse is ingedeeld. Deze detailinformatie is opgenomen in een bijbehorende rapportage en/of de nota bodembeheer. De vastgestelde achtergrondgehalten per zone betreffen altijd gehalten die zijn omgerekend naar standaardbodem middels de bodemtypecorrectie uit bijlage G van de Regeling bodemkwaliteit. Indien men de in een bodemonderzoek vastgestelde gehalten van grond wil vergelijken met deze achtergrondgehalten dan dient gebruik te worden gemaakt van de naar standaardbodem omgerekende gehalten.

De toepassingseis voor de verschillende zones uit de toepassingskaart is bij het generieke kader gebaseerd op de zogenaamde “dubbele toets” (strengste eis van de bodemfunctieklasse en de bodemkwaliteitstklasse).

Bij een toepassingskaart op basis van gebiedsspecifiek beleid is de toepassingseis gebaseerd op lokale besluitvorming van het bevoegd gezag Besluit bodemkwaliteit (Bbk).

In de nota bodembeheer is beschreven tussen/binnen welke zones vrij grondverzet mogelijk is op basis van de bodemkwaliteitskaart en wanneer een ander bewijsmiddel (partijkeuring noodzakelijk is om grond te mogen toepassen. Ook is aangegeven hoe moet worden omgegaan met beschikbare bodemonderzoeksinformatie waarbij de milieu hygiënische kwaliteit van de grond niet overeenkomt met de ontgravingskaart.

Om de ontgravingskaart als bewijsmiddel voor vrijkomende grond te gebruiken dient altijd door middel van een beperkte historische toets vastgesteld te worden dat de locatie van herkomst van de partij grond geen verdachte locatie betreft en de bodemkwaliteitskaart een representatief beeld geeft van de milieu hygiënische kwaliteit van de her te gebruiken grond.

Voorbeeld Bodemkwaliteitskaart van Midden-Holland en Zoetermeer
Voor de regio Midden-Holland en Zoetermeer is gebiedsspecifiek beleid in het kader van het Bbk opgesteld. Voor het gebied is een Bodemkwaliteitskaart opgesteld waarin voor de bovengrond 19 en voor de ondergrond 16 zones zijn onderscheiden. De ligging van de bodemzones is aangegeven op de ontgravings- en toepassingskaart. Vrijkomende grond mag binnen de eigen zone, en soms ook in een andere zone worden toegepast, zonder dat de partij grond vóóraf een partijkeuring moet ondergaan. In de bijbehorende grondstromenmatrix (onderstaand) is aangegeven tussen welke zones grond uitwisselbaar is zonder partijkeuring (aangegeven met groen). Dit wordt ook wel "vrij grondverzet" genoemd.

Voor de rood gearceerde uitwisseling van grond volstaat de bodemkwaliteitskaart niet en dient altijd een partijkeuring te worden uitgevoerd

In sommige gevallen mag vrijgekomen grond (zonder keuring) niet worden toegepast op kwetsbare locaties als (moes)tuinen en open kinderspeelplaatsen (paarse en gele arcering).

Ook de toepassing van grond met de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel dient volgens de reguliere meldingsvoorschriften uit het Bbk te worden gemeld aan het bevoegd gezag Bbk via het landelijk meldpunt bodemkwaliteit.